Sluiters contacten met vrouwen bij presentatie nieuw werk

In Geldersche Volksalmanakken is in het midden van de 19e eeuw verschillende keren gepubliceerd over Willem Sluiter en zijn onbekende dichtregels van hem afgedrukt. In drie gevallen gaat het om promotie/aanbieding van een nieuwe bundel. Opvallend hierbij is opnieuw één aspect: de relatie van de dichter met vrouwen. Zie ook het artikel over Sluiters komische gedicht bij onverwacht bezoek op deze site: https://willemsluiter.nl/101-sluiters-komische-gedicht-bij-onverwacht-bezoek.

1 DSC05967 bewerkt-12 DSC05970 kl3 DSC05972

De in de Geldersche Volks-Almanak 1856 afgedrukte brief aan Sluiters collega Geraert Brandt.

Het Sluiterarchief van Museum de Scheper in Eibergen bewaart in de vorm van pagina’s uit de almanak van 1856 een gedrukte versie van een brief van Sluiter aan zijn collega Geraert Brandt (wiens voornaam ook werd gespeld als Gerard en Geeraardt). Eveneens dichter en (remonstrants) dominee, eerst in Hoorn en daarna in Amsterdam, vriend van Hooft en Van Baerle, bewonderaar van Vondel. In de brief over Eibergsche Sang-Lust, in 1670 verschenen, wordt melding wordt gemaakt van een wederzijdse vriendin, die ook het schrijven bezorgde en die hierin door Sluiter zeer liefdevol is beschreven, “zekere juffrouw Van Eden”. Sluiter prees “haar lieftalligheid en goede genegentheit” en stelde ook nog vast dat ze die zowel aan hem als aan Brandt ‘toedraagt’. Zij heet in de brief ook ‘beider vriendin’. Helaas is nog niet achterhaald wie zij was en waar zij woonde.  

Sluiterbiograaf C. Blokland noemde in zijn proefschrift uit 1965 deze brief niet. Alleen in F.C. Kok’s editie van Sluiters Buiten-leven uit 1958 is verwezen naar de publicatie van deze brief, waarvan de inhoud toen verder onbekend bleef. 

Het was een brief van Sluiter ter promotie van zijn bundel, opgedragen aan zijn kerkelijke gemeente in en rond Eibergen. Passend bij deze opzet schreef hij ook nog, dat “onse geliefde vriendin het ons Eibergsch volckje alhier met smaak en vermaak heeft hooren singen”.

Bundel voor halfbroer in Den Haag

Bijna een jaar later, op 21 mei 1671, stuurde hij zijn halfbroer Matthias in Den Haag met een begeleidend gedichtje zijn net verschenen bundel Vreugt- en Liefde-Sangen. Dit is afgedrukt in de Geldersche Volks-Almanak 1841. Hij geeft aan zijn ‘waarde’ en ‘geliefde broer’ duidelijk nog eens blijk van zijn afkeer van het leven in de stad en dat hij daar “de grootste staatsche liên/ Gedurig naar de mond [zou] moet[en] sien”.

Schermopname 2822Schermopname 2823

Het gedicht van Sluiter aan zijn nicht Barta Rubben-Verdun.

Leed, maar dichten bood plezier

Eveneens met een gedicht, in dezelfde almanak afgedrukt, stuurde hij in juli van dat jaar deze bundel toe aan een Barta Verdun, echtgenote van N. Rubben, predikant in Sevenhage (Wie weet waar die plaats gelegen is? vroeg iemand zich in 1878 via het tijdschrift De Navorscher in dit verband al af). Uit het gedicht blijkt dat zij zijn nicht was.

Hij roept haar in dit gelegenheidsgedicht op met hem van ‘liefde en vreugt’ te zingen. Zijn leed, waar niet iedereen van weet (overlijden van zijn jonge vrouw?), deelt hij ook met deze verwante. Met het gedicht drukt hij echter ook uit hoeveel plezier het dichten hem biedt:

Maar siet alhier, waarmeê dat ik,

Mij selfs somtijds, soo soet verquik.