Sluiter met anagrammen modieus en lang populair

6 Schermopname 59663Willem Sluiter, werd gedacht, had zijn geliefde lijfspreuk Heer, sus lust my u will te danken aan het lofdicht van vriend en collega-dominee Magnus Umbgrove in Psalmen, Lof-Sangen, ende Geestelike Liedekens uit 1661. Hierin stond het met de titel erboven. De kans is groot dat Sluiter het zelf heeft bedacht.

Willem Sluiter schreef en gebruikte naar de mode van zijn tijd graag anagrammen, een spel met letters en woorden dat ook letterkeer wordt genoemd. Al waren, zoals op deze site is te lezen, Onderbelichte anagrammen voor Sluiter meer dan spel. Mede wellicht door die serieuze houding is hij er een paar eeuwen populair mee gebleven. Meer waarschijnlijk dan welke dichter ook.

Een anagram of letterkeer is een woord of zin, gevormd uit de letters van een ander woord of een andere zin maar in een andere volgorde, luidt de Wikipedia-definitie. Dezelfde bron noemt het maken van anagrammen een geliefd woordspel.

A.S. Kok publiceerde in juni 1894 onder titel Aren-lezing in Noord en Zuid, taalkundig tijdschrift voor onderwijzers, een uitgebreid verhaal over anagrammen, waarvoor de interesse vanuit het mystieke Oosten naar Europa overwaaide. Volgens het artikel kwam het anagram met de renaissance, de periode na de middeleeuwen, in de mode: “Wellicht hebben de Franschen het meest bijgedragen tot de verspreiding van de neiging voor het anagram; in Frankrijk toch koesterde men in de 16e eeuw een bijzondere voorliefde voor den letterkeer en gedurende de 17e eeuw vooral was het in andere landen van Europa zeer gezocht.”

Huygens en Sluiter

“Niet onaardig is door vele historisch bekende personen eene leus gekregen, die door zin- of letterspelling verband hield met hun naam.” Met deze zin in de taal van toen openden via Delpher te raadplegen kranten (Het Nieuws van den Dag 26-11-1905 en Rotterdamsch Nieuwsblad 29-11-1906) een gelijkluidend bericht. Naast Constantijn Huygens en vijf anderen werd hierin Willem Sluiter genoemd. Als enige kreeg hij een toelichting, bij zijn geliefde anagram Heer, sus lust my u will: “zoo behaagt mij Uw wil. ’t Is een veranderde plaatsing van de letters waarmede gespeld wordt: Wilhelmus Sluyterus.”   

Winkler Prins’ geïllustreerde encyclopedie uit 1905 noemde hem bij een kort stukje over het woord anagram “onze dichter Willem Sluyter”. Naast een serie voorbeelden uit het buitenland presenteerde dit naslagwerk hem prominent en als enige Nederlander. Met zijn geliefde anagram en de constatering: “ofschoon hij bij de verandering van zijn naam in die spreuk niet gezien heeft op de toevoeging van eenige letters.” Zo bekend waren dus destijds landelijk deze Achterhoekse dichter en zijn vaak herhaalde zin. Die kreeg hij toegespeeld via een lofdicht van vriend en collega-dominee Magnus Umbgrove uit Neede. Van deze herkomst wist kennelijk vrijwel niemand. Sluiterbiograaf C. Blokland verwees als eerste naar Umbgrove als ‘vinder’ in zijn proefschrift uit 1965.

5

Fraai verwoord is Sluiters latere lijfspreuk In het derde vers uit het lofdicht van Umbgrove.

Taalgymnastiek

Christelijk-historisch dagblad De Nederlander van 8 oktober 1912 omschreef anagrammen als “een soort van taalgymnastiek, waar onze vaderen nog al mee op hadden en veel aan deden”. Volgens een in deze krant van F.W. Drijver uit Mozaïek overgenomen artikel maakte de Deventer dominee en dichter Jacob Revius (1586-1658) het er halverwege de 17e eeuw te bont met dit spel. Hij sloot in 1651 zijn boek Daventria Illustrata, over de geschiedenis van Deventer, af met vijftig anagrammen op Daventria in tweeregelige Latijnse gedichten. Dominee en dichter Arnold Moonen uit Deventer (1644-1711) overtrof hem veertig jaar later door er vijftig aan toe te voegen en ook nog vijftig losse anagrammen op het woord Daventria, niet in dichtvorm.

Niet iedereen kon dit dichtwerk waarderen, leert een blik in geïllustreerd weekblad Buiten van 24 juli 1931 op het artikel Waarin Deventer de kroon spant. F.W. Drijver, die — naar hier blijkt — vaker over het letterspel van Revius schreef, erkende aan het slot “dat van zoodanigen ijver gezegd kan worden dat deze een betere zaak waardig is!”

Van naam tot lijfspreuk

Bij een oproep aan de lezers om anagrammen te schrijven en in te zenden noemde het blad Katholieke Illustratie op 4 mei 1918 het een “andere kunst” zijn eigen naam tot een lijfspreuk om te zetten, zoals bij Wilhelmus Sluyterus. Hij kreeg er ook geen veeg uit de pan bij, zoals “den papenhater vader Cats”, die in een destijds zeer bekend anagram de letters van “Joost van Vondelens” had omgezet tot “Sotje vol van sonden”. Hetzelfde artikel verscheen in februari 1920 ook nog eens in Mei, geïllustreerd maandblad voor jong katholiek Nederland.

Beminnenswaardig

P. van Renssen (zie ook Dichter Van Renssen zag overeenkomst tussen Sluiter en Gezelle) beschreef in de Nieuwe Utrechtsche Courant van 21 april 1933 Sluiters lijfspreuk als kenmerkend voor hem en stelde dat deze zowel in zijn leven als in zijn verzen vorm kreeg. In een stukje, onder een titel die bestond uit deze spreuk, schreef hij een toelichting bij een gedicht van Sluiter, dat op de voorpagina was afgedrukt.

Kok van het eerder genoemde tijdschrift Noord en Zuid vond, dat Sluiter er een vrij zonderling anagram op nahield. Kennelijk wist hij ook niet dat collega Umbgrove is genoemd als de de bron. Hij wees er nog wel op hoe populair Sluiters dichtwerken eens waren, vooral op het platteland en dat zijn bekende anagram “zoo geheel in den stijl van den vromen beminnenswaardigen dichter” was samengesteld. Al vond hij Heer, sus lust mij u will “in weerwil van de vrijheid in samenstelling van den letterkeer niet zoo geheel duidelijk”.

Zelfs met een aan een ander toegeschreven anagram, dat niet eens goed was te begrijpen, raakte Sluiter na eeuwen als bijna enige nog een snaar.

Arend J. Heideman                                                                                                        Gelselaar, mei 2025