Muziek van Clara Wildschut bij Sluiters loflied

foto 2 bewerkt-2Clara Wildschut, op een foto met haar handschrift in het archief bij het Nederlands Muziek Instituut in Den Haag.

Willem Sluiters loflied op muziek inspireerde in de vorige eeuw niet alleen bloemlezers. Verder onderzoek leidde tot een verrassende ontdekking: de jong overleden componiste Clara Wildschut (1906-1950) verdiepte zich er ook in. Zij schreef er in een van haar laatste levensjaren muziek bij voor sopraan en alt, met pianobegeleiding. Haar partituur dateert van september 1948. Wat deze vrouw dreef, is niet goed meer te achterhalen. Zeker is dat Sluiters woorden haar raakten. En ook die van Thomas (a) Kempis.

Twee bloemlezingen, die via de site Delpher in beeld kwamen, laten zien hoe dichtregels van Sluiter over muziek eens werden gewaardeerd. Onder de titel Lof der muzijk verscheen zijn gezang in 1908 in de bijna 600 pagina’s tellende bundel Onze Dichters, tussen gedichten van 182 anderen, van Hadewijch uit de 13e eeuw tot Joost van den Vondel en dichters zoals Henriette Roland Holst-van der Schalk, die werden geboren in de 19e eeuw.

Schermopname 4877 k2 bewerkt-1 Schermopname 4878 k2

Willem Sluiters loflied op muziek in de bloemlezing Muziek en poëzie; Verzen over Muziek uit 1941.

Passend vond Jaap de Molenaar Sluiters gedicht eveneens voor zijn in 1941 verschenen bloemlezing Muziek en poëzie; Verzen over Muziek. Hierin prijkte zijn lofzang tussen werk van 157 toen bekende en minder bekende Nederlandse dichters, onder de oorspronkelijke titel Hoe men zich mag verheugen met een eerlyk muzyk. Deze titel verschilt amper van de woorden Hoe men zig mag verheugen in een eerlijk Muzijk, die stonden afgedrukt in Sluiters Gezangen Van Heilige en Godvruchtige stoffe uit 1687, de enige editie met muziek, in dit geval de melodie La Pluimes (ook bekend onder de naam: Spoed vluchtig vlugge voetjes). Als Wildschut een bundel van Sluiter heeft ingezien, dan is de kans groot, dat het een latere bundel was, zonder muzieknotaties. Niet bekend is hoe ze met zijn gedicht kennismaakte. Misschien via de bloemlezing uit 1941?

Afbeelding6 Afbeelding7 Afbeelding8

Willem Sluiters loflied op muziek met de oorspronkelijke melodie, La Pluimes.

Clara Wildschut was een Nederlandse componiste, pianiste en violiste en werd geboren op 11 juni 1906 in Deventer. Ze studeerde muziek aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en trok in 1930 naar Oostenrijk om aan de Weense Academie met een Nederlandse studiebeurs een jaar lang compositie te studeren. Vanaf 1937 woonde ze aan de Prinsengracht in Amsterdam. Na de oorlog verslechterde haar gezondheid, zodat zij weinig meer optrad. Clara schreef 78 sololiederen en enige duetten. Een overlijdensadvertentie in het Algemeen Handelsblad meldde dat ze op 27 augustus 1950 “na een lang lijden is heengegaan”.

Afbeelding9

 

 

Geboortebericht (links), overzicht uit 1949 in Geïllustreerd Muzieklexikon van het werk van Carla Wildschut (linksonder) en rechtsonder het rouwbericht uit 1950.

Afbeelding10a Afbeelding11

Over haar achtergrond en die van haar ouders is weinig bekend. Vader J.A.D.K. Wildschut en moeder A.C.C. Gelderman zijn begin 1902 getrouwd in Den Haag. Familieberichten in enkele dagbladen meldden dat op 11 juni in Deventer hun tweede dochter werd geboren. De naam Clara stond hier niet bij. Uit een rouwadvertentie in 1908 blijkt, dat haar toen overleden opa van moederszijde ritmeester bij de cavalerie is geweest, een kring waar Clara’s vader destijds bij paste. Volgens een officiële mededeling in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant op 16 november 1907 had hij de rang 1e luit.-kwartierm. en was hij een van de eervol ontslagen officieren bij de opgeheven schutterij in Deventer. Een jaar later werd hij in een bericht vermeld als curator in Deventer. Het bericht in de Staatscourant van 6 december 1915 over het door scheiding ontbonden huwelijk van Adelaida Charlotte Christine Gelderman en Jesaias Adriaan Diederik Karel Wildschut noemde hem als “directeur eener cartonnagefabriek, wonende te Haarlem”. Onder de rouwadvertentie staan alleen de namen van haar moeder en haar toen in Rome wonende zus.

Begin 1950 berichtten landelijke dagbladen, dat mevrouw A. Wildschut uit Arnhem het archief van dochter Clara had overgedragen aan de muziekhistorische afdeling van het Gemeentemuseum in Den Haag, die sindsdien in het Nederlands Muziek Instituut is ondergebracht, ook in Den Haag. Een deel van de informatie in dit artikel is daar aan ontleend.

Gezien als een belofte

Clara Wildschut werd gezien als een “belofte, een fijn en vitaal, een rijk en geestelijk talent”. Zo omschreef auteur A.d.W. van de rubriek Muzikale Post- en Praeludie van dagblad Het Vaderland haar. De datum bij het knipsel hiervan in haar archief ontbreekt, maar het heeft betrekking op het begin van haar carrière. “Ik geloof, dat er aan den hemel van Nederlandsche vrouwelijke componisten, die nu niet zoo heel dicht met sterren bezaaid is, een nieuw sterretje bezig is op te gaan”, luidt de eerste zin van het stuk.

Uit haar jonge jaren, tot 1931, zijn een paar uitvoeringen bekend, met positieve recensies, in 1925 (ze was toen 19!) staat haar werk als laatste op een liederenconcert met alleen vrouwelijke componisten, Clara Schuman, Cecile Chaminade, Rosy Wertheim, Catharine van Renes, Joh. Bordewijk-Roepman.

Aandoenlijk is het ongedateerde artikel van de hand van J.H. van Dapperen, waarbij ook geen naam is vermeld van het blad waar het in stond. Hij schreef na haar optreden op een zondag 22 december (in 1929 of 1935) in ‘Musis’ bij de Haarlemse Orkest Vereniging (later: Noordhollands Philharmonisch Orkest, en na een fusie: Holland Symfonia): “De eenvoudige, lieve verschijning van Mej. Wildschut, bracht ons, nog vóór ze een noot gespeeld had in een milde stemming.” Zij heette hierin “een betrekkelijk onbekende pianiste”, die een zieke cellist moest vervangen. Haar spel vond hij niet overweldigend, maar hij prees het, dat alles bij haar natuurlijk klonk.

Hoe het verder is gegaan met het werk van Clara Wildschut en hoe dat werd ontvangen gaf de Muzieksite ProNem jaren later aan met de kanttekening: “Met de studies bij onder meer Johan Wagenaar en Eduard van Beijnum zou je meer faam verwachten van Clara Wildschut. Een recensie uit december 1947 in het Haarlems Dagblad schrijft over vier liederen dat hier een rijke belofte wordt gemaakt. Helaas, ondanks dat Wildschut een breed oeuvre wist op te bouwen is ze als componist onbekend gebleven.” Het vervolg op deze site, waar via YouTube ook enkele demo’s van haar werk zijn te beluisteren, is interessant: “De Cantata Piccola [op tekst van Thomas a Kempis, zie verderop] voor solo, vrouwenkoor en orkest zou meer daglicht kunnen verdragen.” Dat neemt niet weg dat haar werk bij leven samen met dat van veel Nederlandse collega-componisten is uitgevoerd, zoals Bosmans, Van Delden, Diepenbrock, Flothuis, Godron, Van der Horst, Orthel, Pijper, Röntgen, Ruyneman, Van den Sigtenhorst, Meyer, Voormolen, Wertheim, en vele grote namen uit de Europese klassieke muziek. Na de Tweede Wereldoorlog werd haar muziek veel vaker uitgevoerd dan daarvoor, voor het eerst ook vijf keer op de radio.

Religieus-creatief talent

Clara Wildschuts liederen werden voor een groot gedeelte gezongen door prominente Nederlandse zangers en zangeressen, onder wie Jo Vincent. Van haar instrumentale muziek zijn vooral de sonatines voor hobo + piano (orkest) veel gespeeld, veelal door de gerenommeerde vader en zoon Jaap en Haakon Stotijn, een van beiden speelde op haar begrafenis. Ook meerdere van haar overige werken genoten één of meer uitvoeringen, zoals de genoemde Cantata Piccola voor orkest, vrouwenkoor, bas en sopraansoli, op een tekst van Thomas a Kempis (circa 1380-1471), aanhanger van de Moderne Devotie en vooral bekend als de schrijver van het boek De Imitatie van Christus. In Sluiters werk klinkt ook de geest van de Moderne Devotie door. Op veel plaatsen in Sluiters werk blijkt, dat hij het geschrift Imitatio goed heeft gekend.[1]

In relatie tot Sluiter is interessant het artikel In memoriam Clara Wildschut van Henk Bijvanck, die haar goed gekend heeft, in oktober 1950 in het vakblad Mens & Melodie[2]. Hij noemde de Achterhoekse dichter nadrukkelijk: “Volgens opdracht schreef Clara Wildschut enige geestelijke liederen naar Oud-Hollandse dichters, die een inzicht geven in haar religieus-creatief talent. Een sobere, eerlijke overgave aan de goddelijke wilsbeschikking spreekt eruit. Welk een waarde zij aan de verkwikkende uitwerking van een openhartige muziek hechtte, blijkt wel uit een duet voor sopraan en alt met pianobegeleiding: Hoe men zich mag verheugen met een eerlijk muzyk (Tekst Willem Sluyter, 1627-1673).” In deze zinnen staat niet de naam Thomas a Kempis, maar die is er net als die van Sluiter wel in te beluisteren. In Clara’s drijfveren vloeiden ze mooi samen.

Bij Vondel (met De godtheid plante dezen hof) en P.C. Hooft (Galathea siet den dach comt aen) schreef Wildschut ook muziek, maar meer over oude dichters is in haar archief niet te vinden.

Boven haar bij Annie Bank in Amsterdam uitgegeven compositie bij Sluiters gedicht staat niets over een opdracht, waar in het in memoriam van Bijvanck sprake van was. Wel is erboven genoteerd dat ze deze opdroeg aan Maartje Kliffen en Leni Heere-Henning, respectievelijk een sopraan en een alt, die volgens publicaties op internet ook samen optraden. Of ze ook Sluiters loflied samen hebben gezongen, is uit het archief niet op te maken.

Afbeelding12  Afbeelding13a bewerkt-2 Scan 20241001 2

Foto Clara Wildschut bij In memoriam uit oktober 1950 in het blad Mens & Melodie en omslag en eerste pagina van haar compositie voor het lied van Willem Sluiter.

Tot verdriet van vriendin Elisabeth Menalda uit Amsterdam werd het al snel na het overlijden van Clara Wildschut zeer stil rond deze componiste en pianiste. “Zij gold als een wonderkind”, verzuchtte ze in een brief van 10 februari 1983 aan violist en kunsthistoricus Willem Noske om alsnog aandacht te vragen voor haar en haar werk. Ze had vernomen dat hij medewerking zou verlenen aan een eind 1983 door de VPRO uitgezonden tv-portret over de in 1952 overleden pianiste en componiste Henriëtte Bosmans. Die vormde ook het pijnpunt. Menalda merkte over Clara op:

“Zij is niet kunnen doordringen in de Amsterdamse muziekwereld. Waar destijds Henriëtte Bosmans toen het fenomeen was. Voor wie hier niet is opgeleid, schijnt het moeilijk te zijn, naar waarde geschat te worden in deze stad. Clara was romantisch van aanleg, wat hier in die tijd niet zo in de smaak viel, denk ik.” Het is niet bekend of ze een reactie heeft ontvangen, en of haar suggestie is opgevolgd. Na haar overlijden is maar één concert bekend van haar werk, in 1962, wel door niemand minder dan Herman Schey, begeleid door George van Renesse.

Nu pas, via een loflied van Willem Sluiter op muziek, komt de componiste Clara Wildschut weer onder de aandacht. Zo kan, als herinnering ook aan deze bijna vergeten vrouw en aan de dichter, blijven klinken: Zulk een soete melody.

Arend J. Heideman (met bijdragen van Peter Sluiter)                                            Gelselaar, november 2024

 

[1] De tekst in de compositie van Wildschut verwijst naar het slot van De Imitatie van Christus (vertaling Frank De Roo), hoofdstuk 59 van deel van het Vierde Boek.

[2] Mens & Melodie; algemeen Nederlandsch maandblad voor muziek, jrg 5, 1950, no. 10, 01-10-1950. Geraadpleegd via Delpher.