Lezing Jan van de Kamp: Willem Sluiter tussen hemel en aarde

De receptie van Sluiter onder bevindelijk gereformeerden en daarbuiten

IMG 6513 k bewerkt-1

Dr. Jan van de Kamp, docent kerkgeschiedenis aan het Hersteld Hervormd Seminarie, gevestigd aan de Vrije Universiteit Amsterdam, tijdens zijn lezing bij de opening van de expositie over Willem Sluiter en zijn werk in de Vrije Universiteit. Foto's: Henk Oltvoort. 

door dr. Jan van de Kamp

(Ingekorte versie lezing op 1 december 2023 bij opening expositie over Willem Sluiter in Vrije Universiteit Amsterdam) 

 

Was er tot in de jaren vijftig van de twintigste eeuw in de breedte van het Nederlandse protestantisme aandacht voor de predikant-dichter Willem Sluiter (1627-1673), vanaf de genoemde periode lijkt deze belangstelling zich te hebben geconcentreerd onder de bevindelijk gereformeerden. Dit vormt de voorlopige uitkomst van mijn verkenning van de receptie van Sluiter met behulp van Digibron, het digitale archief van kerkelijke publicaties en christelijke kranten en tijdschriften, met name van bevindelijk-gereformeerde signatuur, vanaf ongeveer 1800 tot heden.

In de negentiende en in de eerste decennia van de twintigste eeuw was er binnen de breedte van het Nederlandse protestantisme aandacht voor Sluiter, zoals in De Wekstem (5-3-1881), een blad uit afgescheiden kring; in christelijk volksdagblad De Amsterdammer (21-5-1927) en Op den Uitkijk (tijdschrift voor het christelijke gezin, 1931). Daarnaast waren in de bloemlezing Protestantse poëzie der 16de en 17de eeuw (2 dln., 1940-1950) gedichten van Sluiter opgenomen. Deze bundels waren samengesteld door de taal- en letterkundige K. Heeroma, alias de dichter Muus Jacobse, die behoorde tot de beweging van de ‘Jong-Protestanten’. In deze tijd was er niet alleen binnen het protestantisme belangstelling voor Sluiter, maar ook binnen de literatuurgeschiedenis en onder beoefenaars van de streekgeschiedenis, in dit geval van de Achterhoek. Bij de laatste groep moeten we denken aan schrijvers als H.W. Heuvel en H. Odink.

De voorlopige conclusie van mijn verkenning is dat vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw de aandacht voor Sluiter zich binnen het protestantisme heeft geconcentreerd onder de bevindelijk gereformeerden, die zich vanaf deze periode sterk gaan organiseren. Buiten de gereformeerde gezindte lijkt Sluiter vanaf deze tijd slechts incidenteel aandacht te hebben gekregen, bijvoorbeeld van de Nederlands gereformeerde literatuurcriticus Hans Werkman.

De receptie van Sluiter onder bevindelijk gereformeerden bereikte een piek in het tijdvak van 1980 tot 1989 met 71 treffers. In het volgende decennium daalt het aantal treffers tot 47, waarna het in het decennium daarna nog iets daalt (tot 40), maar vervolgens op hetzelfde niveau blijft (van 2000 tot 2019). De meeste treffers vinden we in het Reformatorisch Dagblad (83, vanaf 1974), gevolgd door De Saambinder (39, vanaf 1981), het kerkblad van de Gereformeerde Gemeenten, en in Daniël (24, vanaf 1950), het tijdschrift van de jeugdbond van dit kerkverband.

Schermopname 3821 smal   Schermopname 3824 smal

Illustraties met cijfers uit presentatie bij lezing Jan van de Kamp. 

Als we de tijdvakken met de meeste treffers nader analyseren, worden belangrijke momenten van de Sluiter-receptie in reformatorische kring zichtbaar, namelijk de verschijning van publicaties waarin Sluiter een kleinere of grotere rol speelt. Het gaat om verschillende soorten publicaties: gedichten- en liedbundels waarin verzen van Sluiter opgenomen zijn, zoals Uit Sions Zalen (1991, samengesteld door een werkgroep van de Kontaktvereniging van Leraren en Studenten, gelieerd aan de Gereformeerde Gemeenten in Nederland) en Eenzaam, met U gemeenzaam. Bevindelijke gedichten van biddende dichters (samengesteld door S.D. Post, Den Hertog 2004); een editie van werk van Sluiter (Christelike Doodts-Betrachting, bezorgd door A.J.H.G. Ronhaar, Den Hertog 1987) en de dissertatie van Els Stronks over gereformeerde predikant-dichters, waaronder Sluiter (Den Hertog 1996).

Daarnaast komt vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw in protestantse periodieken de persoon en het werk van Sluiter op andere manieren aan de orde. Zo worden publicaties over Sluiter besproken, bijvoorbeeld de dissertatie van C. Blokland uit 1965 (in Daniël, De Waarheidsvriend (Gereformeerde Bond) en het Kerkblaadje (vrienden van Kohlbrugge) of wordt een impressie gegeven van lessen over Sluiter, bijvoorbeeld in het artikel ‘Sluiters’ Buytenleven beleven met kinderen’ van drs. J. de Olde in Criterium (1-9-2015), een uitgave van de Vereniging tot Bevordering van Schoolonderwijs op Gereformeerde Grondslag (VBSO) en de al genoemde Kontaktvereniging van Leraren en Studenten. Verder verschijnen er artikelenseries over Sluiter, bijvoorbeeld van J. Koppejan in Daniël (1950-1955). Ook worden in bepaalde periodieken, zoals DeSaambinder, geregeld gedichten of liederen van Sluiter, vaak over de heilsfeiten of naar aanleiding van de jaarwisseling (‘Nieuwjaargezang’), afgedrukt (vanaf 1981 tot 2022).

Verder verschijnen er veel artikelen of afleveringen van rubrieken waarin Sluiter of zijn werk kort worden genoemd. Zo is een citaat van Sluiter zelfs doorgedrongen in het ‘Kinderhoekje’ van 6 november 1964, een rubriek in Eilanden-Nieuws, een christelijk streekblad voor Goeree-Overflakkee op gereformeerde grondslag, en in de rubriek met raadsels voor jongeren van Oom Koos in het RD van 12 september 1975. Al de genoemde vormen van aandacht voor Sluiter wettigen de conclusie dat Sluiter behoort tot de canon van de gereformeerde gezindte, zij het dat hij een heel bescheiden positie daarin inneemt. Als dichter van geestelijke liederen is hij namelijk niet zo bekend als bijvoorbeeld Jodocus van Lodenstein.

Wie de treffers met betrekking tot Sluiter in de protestantse periodieken doorneemt, ontdekt dat Sluiter en zijn werk als referentiekader fungeren voor de standpuntbepaling ten aanzien van allerlei kwesties, bijvoorbeeld de vraag aan wie het aanbod van genade geadresseerd is. Zo schrijft C. van Rijswijk in een artikel over het ‘Bewaren van onze identiteit’ in De Wachter Sions van 3 oktober 2002: ‘Daarom zeggen wij met de dominee-dichter Willem Sluiter: ’t Is waar: de deur van Gods genade/ Blijft voor boetvaard'gen openstaan./ Nochtans zo komen zij te spade,/ Die Hem, terwijl Hij roept, versmaan.’ In Theologia Reformata van 1 december 2002 doet J. de Gier een hartenkreet ten aanzien van geestelijke liederen: ‘Niveau alstublieft’ en hij stelt Sluiters werk ten voorbeeld van liederen van niveau. In beschouwingen over de omgang met films, zoals de eerste Narniafilm, in het RD (9-01-2006) verwijst Enny de Bruijn naar Sluiter en zijn afwijzing van heidense elementen in de literatuur.

De voorbeelden uit de vorige alinea wekken de indruk dat Sluiter en zijn werk in de gereformeerde gezindte louter positief gewaardeerd worden. In het algemeen is dat inderdaad zo, maar in een enkel geval klinkt een gevoel van vervreemding door. Zo schrijft ds. P. van Ruitenburg in een recensie van het al genoemde Christelike Doodts-Betrachting: ‘Soms doet het weldadig aan, maar telkens bekruipt me het gevoel dat er toch wel meer had mogen doorklinken van de oorzaak der dood’ (Saambinder 5-11-1987).

Na 1950 was er niet alleen onder bevindelijk gereformeerden, maar ook daarbuiten aandacht voor Sluiter, bijvoorbeeld binnen de neerlandistiek en muziekgeschiedenis. Verder is er sinds 2007 in de Achterhoek en in Oost-Nederland een toenemende belangstelling voor Sluiter te bespeuren. De aanjager hiervan is de Arend J. Heideman die in 2007 een biografie van Sluiter publiceerde en het informatiepunt www.willemsluiter.nl lanceerde. Samen met anderen was hij ook betrokken bij de totstandkoming van een plaquette van Sluiter in Zwolle in 2013, om niet meer te noemen. Bij al deze initiatieven lijkt Sluiter vooral van betekenis te zijn, omdat zijn bekendste regels –  ‘Waer iemand duizend vreugden soek, Mijn vreugd is in dees' achter-hoek’ – lang in verband zijn gebracht met de streeknaam Achterhoek. Sluiter bejubelde het ‘Buytenleven’ in de omgeving van Eibergen. 

Enkele videobeelden met lezing Jan van de Kamp, met de belangrijkste conclusies.

Met dit laatste voorbeeld is een belangrijk accentverschil tussen de receptie van Sluiter in de Achterhoek enerzijds en in de gereformeerde gezindte anderzijds gegeven: bij de laatste groep lijkt Sluiter vooral van betekenis vanwege zijn gedichten en liederen over de ervaring van het heil en de levenswandel als een burger van de hemelen. Bij de eerste groep gaat het meer over de aarde, de schepping en de natuur.

Van Sluiter kunnen we echter leren hoe we op een bijbelse manier beide met elkaar kunnen verbinden. Zoals hij over de leeuwerik dichtte: ‘Trage ziel, die heel onlustig/ Tot den lof des Heeren zijt,/ Op: dit beesje maekt u onrustig/ ’t Roept, ’t is tijd, tijd, tijd, tijd, tijd./ Dringt van d’ aerd en d’ aerdsche dingen/ Onverhindert door de lucht,/ Om u Schepper lof te singen,/ Geeft hem uwer lippen vrucht’ (‘Op het zingen van den Leeuw’rik’, uit Gesangen bij Somer en Winter-Leven).

De auteur doceert kerkgeschiedenis aan het Hersteld Hervormd Seminarie, gevestigd aan de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam. Dit artikel is een ingekorte versie van een lezing die hij op 1 december hield op de lezingenmiddag ‘Van Achterhoek tot Amsterdam. Willem Sluiter 350 jaar gedrukt, gelezen, gezongen’ aan de VU.

Met dank aan drs. Cor Bregman en Arend J. Heideman voor hun feedback op een eerdere versie van dit artikel.

Schermopname 3828 k

Beeld met belangrijkste conclusies uit presentatie bij lezing Jan van de Kamp.