Sluiterbibliograaf Hartong vond ook onbekende gedichten
Willem Sluiter is nauw verweven met de beweging van de Nadere Reformatie. Dit maakt hem en zijn werk interessant voor het wetenschappelijke, sinds 1977 verschijnende Documentatieblad Nadere Reformatie. Sluiterbibliograaf Georg Hartong publiceerde hierin enkele keren over hem. Naast belangrijke bibliografische aanvullingen gaf hij onbekende gedichten van Sluiter door, die hier worden besproken en opgenomen, mede ter illustratie. Een voor Sluiter uitzonderlijk korte reactie in dichtvorm, bij scherpe rooms-katholieke kritiek op zijn lofzang op Maria, prikkelt mogelijk tot verder onderzoek.
Sluiterbibliograaf Georg Hartong en voorkanten van de twee nummers van Documentatieblad Nadere Reformatie in het Sluiterarchief van Museum de Scheper in Eibergen.
Bij de kerkhistorische stroming waaruit het blad afkomstig is, valt één niet genoemd aspect bij de artikelen van Hartong op, zijn katholieke achtergrond. Die belette hem overigens evenmin veel werk te maken van het verzamelen van Sluiters werk en onderzoek hiernaar.
Medewerking aan het documentatieblad was de vrucht van goede contacten met redacteur W.J. op ’t Hof, van 2005 tot 2015 bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van het gereformeerd piëtisme aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ze zijn ‘boekenvrienden’, licht Hartong toe, waarbij hij denkt aan eeuwenoude boeken, die beider belangstelling hebben.
Te raadplegen via internet
Het Sluiterarchief van Museum de Scheper in Eibergen bewaart twee nummers van Documentatieblad Nadere Reformatie met een artikel van Hartong, één uit 1981 één uit 1987. Door de voortschrijdende digitalisering kan iedereen nu via internet Hartongs complete artikelen over Sluiter, ook die uit 1982 en 1995, raadplegen, via de site Sleutel tot de Nadere Reformatie (zie http://www.ssnr.nl/).
Hartong vulde via het documentatieblad de door C. Blokland in zijn proefschrift over Sluiter gepubliceerde bibliografie (p. 277-353) een aantal keren aan. Wetenschappelijk gezien is dit van grote waarde. Onderaan dit artikel staat een opsomming van de genoemde publicaties hierover van zijn hand.
Gedichten als mooie bijvangst
Een mooie bijvangst van de verzamelaar en bibliograaf vormen tot dan onbekende gedichten van Sluiter. Hartong informeert de lezer erover, maar bespreekt ze niet. Ondertussen biedt hij zeker stof voor verder onderzoek. Zo publiceerde Hartong al in 1981 ter aanvulling van Bloklands onderzoek een belangrijk gedicht dat was ontsnapt aan diens aandacht: de regels waarmee Sluiter in november 1669 de kunstenares Gesina ter Borch opriep Maria op protestantse wijze (“Niet op een vreemde Roomsche wijs”) te schilderen. Zie https://willemsluiter.nl/72-sluiters-lofzang-op-maria. Pas veertig jaar na Hartongs publicatie kwam dit gedicht via onderzoek naar Sluiters lofzang op Maria langs een andere weg weer in beeld.
Lofdicht van Willem Sluiter in het werk van zijn Zutphense collega Johannes Visscher.
In het artikel Van en over Willem Sluiter uit 1987 presenteerde Hartong onder andere een onbekend lofdicht van Sluiter. Van zijn ambt- en streekgenoot Johannes Visscher(us), predikant in Zutphen, verscheen in 1661 een vertaling en uitbreiding van de Christelicke Gedachten van J. de la Montagne. In het voorwerk van Visschers boek werd met dat van enkele anderen een lofdicht van Sluiter opgenomen. In datzelfde jaar werd Sluiters eerste bundel gedrukt. Hoewel Sluiter in dit gelegenheidsgedicht herkenbaar is, levert het voor lezers anno nu (2023) geen sprankelende regel op, geen woorden die iets langer blijven hangen.
Speelse reactie op harde kritiek
Veel belangrijker is een ander door Hartong teruggevonden gedicht van Sluiter, dat pas een of twee jaar na zijn overlijden naar buiten kwam via een collega, Johannes Acronius a Buma, die predikant was in Loenen (1659-1672) en Beekbergen (1672-1705). Het vormt een reactie op de heftige kritiek van rooms-katholieke zijde, van pater Theophilus Adami, op Sluiters lofzang op Maria. Het boek van de pater werd uitgegeven in Antwerpen. Het telde 189 pagina’s.
Acronius liet in 1674 of 1675 in Deventer een bundeltje gedichten uitbrengen, dat volgens Hartong volledig was geschreven in de geest van Sluiters veel bekritiseerde hekeldicht op de mis. Hierin staat een even opmerkelijk als kort gedicht van Sluiter, in de vorm van een vraag, met een lang en scherp antwoord van de Veluwse dominee aan de rooms-katholieken.
Illustratie links: de postuum gepubliceerde dichtregels waarmee Willem Sluiter reageerde op de kritiek van rooms-katholieke zijde op zijn lofzang op Maria.
Wat maakt Sluiters postume gedicht zo interessant? Hierin komt onder meer tot uitdrukking hoe mild en lichtvoetig Sluiter heeft gereageerd op harde woorden aan zijn adres. Hij zocht er kennelijk contact over met een collega (of heeft hij meer collega’s en vrienden met dezelfde of andere woorden zo benaderd?), maar op ironische wijze en vasthoudend aan zijn lof voor Maria. En in voor zijn doen ongekend korte regels – zo kort komen ze verder alleen voor in zijn hekeldicht op de mis, dat ook kenmerken van een spel heeft, maar dat zeker niet als mild werd ervaren. In deze pijnlijke situatie lijkt hij zijn toevlucht te zoeken tot een spel met woorden, maar net als bij zijn anagrammen is dit meer dan een spel. Dit typeert hem. Hij kon blijkbaar niet anders.
Hoe goed Sluiter en Acronius elkaar kenden, is op dit moment niet bekend. Uit het feit dat laatstgenoemde het gedicht met de korte regels in zijn bezit had en het zonder verdere toelichting liet drukken, zou af te leiden kunnen zijn, dat ze vertrouwd met elkaar waren, of dat Sluiter dezelfde regels met meer mensen deelde. Het tegendeel kan ook het geval: iemand op enige afstand wordt vaak kort en zakelijker geïnformeerd. Wellicht kwam het Acronius goed uit verspreiding van zijn eigen gedachten te kunnen ondersteunen met iets uit de nalatenschap van zijn veel bekendere collega en dichter. De vraag prangt of Sluiter zo meer en vaker vrienden in dichtvorm benaderde, hoe hij zich dan uitte en hoe zich dit andere werk verhield met dat van tijdgenoten. Een boeiend onderwerp voor verder onderzoek.
Nu al is één bijzonder element uit het korte Sluitergedicht aan te stippen. Sluiter sprak in een brief aan zijn vriend en collega (dominee en eveneens bekend dichter) J. Vollenhove uit mei 1671 van “dien Pater, die alleen uit nijt en spijt geschreven heeft, omdat mijn Lof der Heilige Maria van zijn eigen volk soo gepresen wierdt”. De woorden nijt en spijt komen ook voor in zijn reactie in dichtvorm.
Hartong publiceerde in het zelfde artikel Van en over Willem Sluiter ook een lofzang op hem uit 1693 van de Amsterdammer/Kampenaar Jan Norel. Hij noemde dit “voor de geschiedenis van de waardering voor Sluiter van belang”. Norel bezingt in de afgedrukte regels naast de oude steden Lochem en Borculo vooral Eibergen en de dichter Sluiter.
Links de lofzang op Sluiter uit 1693 van Jan Norel, rechts Sluitergedicht uit de bibliotheek van de Oudheidkamer Twente
In zijn aanvullingen op Blokland uit 1981 nam Hartong ook een onbekend gedicht van Sluiter op dat werd bewaard in de bibliotheek van de Oudheidkamer Twente. Het vergezelde een exemplaar van Sluiters ‘gesangen’. Niet meer dan regels op rijm, voor iemand van wie helaas de naam niet te ontcijferen viel. Helder klinkt er wel opnieuw Sluiters pleidooi in door, met elkaar te spreken met liederen, Psalmen en gezangen tot Gods lof. Die boodschap kwam in zijn ogen kennelijk beter over bij gelijke klanken aan het slot van de regels, in de vorm dus van een gedicht. Niet vreemd voor een dichter.
Arend J. Heideman Gelselaar, september 2023
Artikelen van Georg Hartong over Willem Sluiter in Documentatieblad Nadere Reformatie:
Willem Sluiter. Enige, voornamelijk bibliografische, aanvullingen, Documentatieblad Nadere Reformatie, 5 (1981), no. 2, p. 37-60.
Willem Sluiter (aanvulling), In Documentatieblad Nadere Reformatie, 6 (1982), no. 4, p. 134-135.
Van en over Willem, Documentatieblad Nadere Reformatie, 11 (1987), no. 3, p. 88-95
Nog niet teruggevonden edities van Willem Sluiters werken, Documentatieblad Nadere Reformatie, 19 (1995), no. 1 (Voorjaar), p. 59-60.