Willem Sluiter en de betekenis van zang en muziek in zijn oeuvre
In 1661 debuteerde de Eibergse predikant-dichter Willem Sluiter met zijn bundel Psalmen, Lof-sangen ende Geestelike Liedekens (PLG). Jan Colomp in Deventer verzorgde de uitgave. De liederen in deze bundel worden vooraf gegaan door Noodige onderwijsinge en vermaninge aen den Christelijke Sanger ende Leser (NO). In dit voorwoord verantwoord Sluiter de reden van de uitgave. Hij geeft ook aan wie, waar, wanneer en hoe men geestelijke liederen moet zingen.
door Gert Oosterom (hij zingt bij de opening Sluiterexpositie op 1 december 2023 in Amsterdam liederen van hem en geeft hierbij een toelichting)
Gert Oosterom (links en rechts; zie artikelen over hem op deze site) overhandigde in april 2017 aan in Museum de Scheper in Eibergen, hier vertegenwoordigd door Marjo van Nes, twee unieke nieuwe bundels met het werk van dominee Willem Sluiter, inclusief de melodieën, waaronder Psalmen, Lof-sangen ende Geestelike Liedekens. Hij zong er deze dag ook uit.
Museum de Scheper in Eibergen, hier vertegenwoordigd door Marjo van Nes, twee unieke nieuwe bundels met het werk van dominee Willem Sluiter, inclusief de melodieën, waaronder Psalmen, Lof-sangen ende Geestelike Liedekens. Hij zong er deze dag ook uit.
In de Republiek der Zeven verenigde Nederlanden, zoals ons land in de 17e eeuw heette, werd veel gezongen; door alle lagen van de bevolking. Ook de Eibergse boerenbevolking zong veel. Vaak waren dit onkuise, wereldse liederen. De bevolking van Eibergen was in die tijd ruw en vaak bandeloos. Dr. C. Blokland vermoedt in zijn proefschrift over Sluiter[1] dat, toen Sluiter door Eibergen wandelde, hij dan overal wereldse liederen hoorde klinken. Dit zou Sluiter op het idee gebracht hebben om zijn geestelijke liederen te dichten en hier tegenover te stellen.
Sluiter begint zijn NO door uit de Bijbel aan te tonen dat het dichten van geestelijke liederen ook door bijbelheiligen, zoals Mozes, Mirjam, Debora, Hanna, David, Salomo en anderen vervaardigd werden. Bij Zijn uitgang naar de Olijfberg zong Jezus met Zijn discipelen de lofzang, het Hallel: de Psalmen 113 – 118, zoals dat bij het joodse Pascha gebruikelijk was. Ook lezen we dat Paulus en Silas in de gevangenis Gode lofzangen aanhieven. Dezelfde apostel Paulus wekt ook in zijn brieven op tot het zingen van Gods lof, zoals in Kolossenzen 3: 16 en Éfeze 5: 19. De apostel Jacobus wekt in zijn algemene zendbrief ook op tot Psalmzingen. Vervolgens geeft Sluiter aan wat het zingen bij de gelovigen doet: Het geeft een wondere zoetheid en verkwikt de ziel. De allerhardste harten worden er door bewogen; het geeft stof tot overdenking; het is bekwaam tot onderlinge stichting. Het is ook een voorsmaak van wat men in de hemel eeuwig zal doen: God loven.
De muzieknotaties
Deze eerste bundel bevat 97 liederen[2]. Hiervan kregen er uiteindelijk 90 een melodie- en basnotatie. Wie hiervan de componisten zijn, vertelt Sluiter ons niet in zijn NO. Sommige melodieën zijn bestaand en uit andere bundels verzamelt, zowel van Franse, Duitse als Nederlandse bodem. Deze melodieën heeft Sluiter zo nodig aangepast aan zijn teksten. Een aantal is nieuw gecomponeerd. Het is mogelijk dat de toenmalige organist van de Lebuïnuskerk te Deventer en directeur van het Collegium Musicum aldaar, Lucas van Lenninck (leerling van J.P. Sweelinck), er een aantal gecomponeerd heeft. Volgens Sluiter zelf hebben meerdere componisten melodieën aangeleverd. De uitgeschreven melodieën zijn ook voorzien van een becijferde bas. Zo zijn de liederen tweestemmig te zingen[3], maar ook te zingen met ondersteuning van basso continuo. Sluiter noemt zelf deze mogelijkheid,
soo datse na dieselve niet alleen liefelik en Musicalik gesongen, maer ook te gelijk op allerley instrumenten, ook met den Baßus Continius, ghespeelt mogen werden.
Het blijkt ook uit de bijgevoegde aanwijzingen zoals de cijfers en mollen ten behoeve van de harmonie. Dat kan een klavierinstrument zijn, zoals klavecimbel, virginaal of huisorgel. Maar ook een luit, het populairste begeleidingsinstrument voor solozang in de 17e eeuw.
Toch enkele wereldse liederen als melodie
Sluiter zegt in NO dat hij ook wel melodieën van wereldse liederen had kunnen gebruiken en als wijsaanduiding kunnen plaatsen. Echter, om geen aanstoot te geven heeft hij hier van afgezien. Deze passage is blijkbaar niet op waarheid onderzocht. Blokland gaat er in zijn hierboven genoemde studie ook vanuit. Anderen nemen dit ook gewoon over[4]. Bij nader onderzoek blijkt echter dat Sluiter hierin niet consequent is.
Bij lied 35, De werelt heeft geen ware rust noch geluksaligheyt, treffen we geen wijsaanduiding aan. De afgedrukte melodie blijkt echter van De Tweede Carileen te zijn. In de 17e eeuw was deze melodie ook bekend onder het incipit Spoeyt uw voetjes. Dit is een dansliedje! Het lied van Sluiter is een ernstige waarschuwing om de wereld niet te dienen. Hij toont aan dat het geluk wat de wereld biedt niet de ware gelukzaligheid is. Om dit aan te tonen gebruikt hij diverse beelden. Zo lijkt het aardse geluk op een rietstengel. Vanbuiten lijkt het heel wat en stevig, maar van binnen heeft het niets: het is hol. Ook lijkt het op een mooi glas. Het kan zomaar breken en dan heb je er niets meer aan. Verder wordt het wereldse geluk vergeleken met een droom, dat geen werkelijkheid is; als een waterstroom dat snel wegstroomt en als een boom die snel kan verdorren. Het schoon van de wereld kan ons verleidelijk en listig toelachen, maar het bedriegt ons.
De originele muziek bij lied 35 (Waerom doch o dwaese mensch), het lied met de melodie van een courante (oude Franse dans), waar het dansliedje Spoeyt u voetjes op werd gezongen.
Wellicht heeft Sluiter, ondanks zijn verantwoording in NO, toch voor deze melodie gekozen opdat de wereldse mens de melodie zou herkennen en dan, in plaats van het dansliedje, een ernstige waarschuwing te horen krijgt. In de tweede editie, van 1681, wordt De Tweede Carileen genoemd als wijsaanduiding. De editie van 1681 heeft geen notenschrift.
Lied 85: Blydschap der Engelen over de Hemel-vaert Jesu Christi, heeft ook geen bronvermelding van de geplaatste melodie. Ook dit blijkt een wereldlijke melodie te zijn. Het is een Courante die te vinden is in Der Fluyten Lust-hof (1649) van de blinde blokfluitist en beiaardier jhr. Jacob van Eyck (1589/90 – 1657). De melodie was echter heel bekend en er werden vele liederen op gedicht. Ook dit is een danswijsje en bekend onder de naam Ick drink de niewe most[5]. Het is bekend dat Sluiter het werk van Jacob van Eyck in zijn bezit had en er ook uit speelde op zijn fluit. Het zou dus kunnen dat Sluiter de melodie aan Der Fluyten Lust-hof heeft ontleend.
Lied 85 (Wat tongh sal spreken uyt) waarvan de melodie ook een wereldse blijkt te zijn. Dit is ook een courante waar op gedanst werd.
Verder noemt Sluiter melodieën van geestelijke liederen, die na bestudering toch ook een wereldse oorsprong hebben.
Lied 3 is een Opwekkinge der ziele tot Godts lof. Als melodie wordt genoemd Als een uyt-gestorten Balsem. Dit is een lied van ds. Bernardus Busschoff (1593-1639) en is te vinden in diens liedbundel Nieuwe Lof-sangen en Geestelijcke Liedekens. In de oudst bewaard gebleven editie[6] van deze bundel staat geen muzieknotatie. Boven dit lied staat echter als mogelijke melodie Jonge dochters, vol van Jeugden. Deze melodie was een air de cour in de vorm van een Courante. De componist was Pierre Guédron, hofmusicus en -componist van Hendrik IV. Hij schreef er de tekst Si c'est pour mon pucelage op.
De melodie was heel populair in West-Europa, omdat er dus ook op gedanst kon worden[7]. Bij lied 3 geeft Sluiter dus indirect een wereldlijke melodie. En dat zullen de 17e eeuwse zangers ook wel geweten hebben!
Bij lied 11 Avondt-Ghebedt, heet het notenbeeld de melodie te zijn van ’t Houwlik is een goede saek. Ook dit is een lied van ds. Bernardus Busschoff dat in zijn genoemde bundel is te vinden. Busschoff heeft boven zijn lied als wijsaanduiding aangegeven: Schoonste nimphe van het wout. Dit wereldlijke lied komt voor het eerst voor in de bundel Den Bloem-Hof van de Nederlandsche Jeught uit 1610.
Dit is een eerste verkenning. Verder onderzoek moet uitwijzen of er nog meer wereldlijke melodieën direct of indirect zijn gebruikt.
Twee melodieën teruggevonden
Zoals ik hierboven al aangaf zijn van de 97 liederen er uiteindelijk 50 voorzien van muzieknotatie. Uiteindelijk, want het is inmiddels duidelijk dat er meer liederen een eigen melodie hadden, die niet in de uitgave terecht zijn gekomen. Dit kan zijn vanwege financiële redenen, om de kosten van de uitgave wat te drukken.
In de uitgave hebben de liederen 32 en 96 geen melodienotatie. Echter, in de postuum uitgegeven bundel Gezangen (1687) heeft het derde lied in het tiende boek als laatste melodieaanduiding: ‘k Wil na u alleen verlangen. Aldus. Vervolgens is het eerste vers dan voorzien van een melodienotatie. Omdat er het woordje Aldus bij staat, betekent dit dat de melodie van het genoemde lied staat afgedrukt. Dit is dus de melodie van lied 32.
In 1687 zijn er als ‘proef’ 43 liederen aan Buiten-Leven en Eensaem Huis- en Winter-Leven toegevoegd. Bij het 9e lied Troost tegens verlies van aerdsche goederen staat als 2e melodieaanduiding: In Christi liefd’ is vreugd en rust. Aldus. Ook in de eerder genoemde bundel Gezangen staat dit lied als melodie en met notenbeeld afgedrukt, bij het lied Vande vier uyttersten des menschen, pagina 366. In Christi liefd’ is vreugd en rust is lied 96 in PLG. Hier is dus weer hetzelfde aan de hand als bij lied 32.
Meer melodieën heb ik niet kunnen vinden. Als die er al geweest zijn, zullen deze verloren zijn gegaan.
Verschil in melodie-aanduidingen bij de uitgaven door Sluiter zelf en de postume uitgaven
Er is wel een duidelijk verschil in de melodie-aanduiding in de uitgaven door Willem Sluiter zelf verzorgd en de postume edities. Sluiter plaatste vaak psalmmelodieën als mogelijke alternatieven. In de postume edities worden naast verscheidene geestelijke ook regelmatig wereldlijke melodieën als alternatieven gegeven.
Verder worden relatief vaak liederen genoemd van Dirck Raphaëlszoon Camphuysen (ca. 1586-1627) en Reinier Rooleeuw (1627-1684) door zowel Sluiter zelf als in de postuum verschenen bundels. Ook zien we veel Duitse liederen vermeld. Dit zal te maken hebben met het feit dat Eibergen nabij de Duitse grens ligt en men de Duitse melodieën kende.
Verder verwijst Sluiter vaak naar melodieën in PLG. Blijkbaar wilde hij deze melodieën meer bekendheid geven. Naar de hierboven genoemde wereldlijke melodieën van de liederen 35 en 85 wordt geen enkele keer verwezen.
Ook komt het in de postume uitgaven wel voor dat er boven notenschrift alleen staat Aldus, alsof er een nieuwe melodie genoteerd staat. Meermalen zijn het echter ook wel bewerkte en aangepaste melodieën van Sluiter zelf of uit andere liedbundels overgenomen.
De liederen van Sluiter zijn geliefd geweest in de 17e en 18e eeuw. Dat blijkt hieruit dat er niet alleen vele herdrukken het licht zagen, maar ook dat veel van zijn liederen als wijsaanduiding in veel andere bundels met geestelijke liederen te vinden zijn.
Gert Oosterom (links) met twee muzikale dochters op een Sluiterochtend in 2017 in de Oude Mattheus in Eibergen, de kerk waar Sluiter bijna twintig jaar voorging.
Conclusie
Ondanks dat Sluiter aangeeft in Noodige Onderwijsinge en vermaninge aen den Christeliken Sanger ende Leser, het voorwoord in zijn debuutbundel Psalmen, Lof-sangen ende Geestelike Liedekens geen wereldlijke liedmelodieën te gebruiken om geen aanstoot te geven, maakt Sluiter er toch stilzwijgend gebruik van. Bij twee liederen is vastgesteld dat direct sprake is van gebruik van wereldlijke melodieën. Bij twee andere liederen is er indirect gebruikgemaakt van niet-geestelijke melodieën.
Verder heb ik twee melodieën achterhaald die aan een lied in PLG toebehoren, maar toch niet in deze bundel zijn geplaatst.
De edities die na Sluiters dood uitkwamen bevatten vaak meerdere en/of andere melodieaanduidingen dan Sluiter ze gaf.
In vele andere geestelijke liedbundels komen melodieaanwijzingen naar Sluiters liederen voor.
[1] Willem Sluiter 1627-1673, Assen 1965, p. 10
[2] Vanaf de 2e editie is PLG vermeerdert met het Hooge-liedt Salomond en vanaf de 5e editie met 9 liederen uitgebreid en zijn sommige liederen in een andere volgorde gezet.
[3] Wat Sluiter zelf ook deed zoals blijkt uit zijn gedichtje dat hij schreef na een bezoek van ds. N. Versteeg.
[4] Zie bijvoorbeeld het lemma ‘Zingen’ van E. Kooijmans in de Encyclopedie Nadere Reformatie deel 5, Kampen 2023
[5] Zie ‘De top 40 van de Gouden Eeuw’ lied 18a.
[6] De eerste editie verscheen waarschijnlijk rond 1625, de oudst bekende is de 17e druk uit ca. 1694
[7] Zie ‘De top 40 van de Gouden Eeuw’ lied 7.