Sluiter en Maria in Amerikaans onderzoek kunstgeschiedenis
Maria calvinistisch in beeld gebracht
Willem Sluiter is grotendeels verdwenen uit de aandacht van de Amerikaanse calvinistische gemeenschap, al hebben tientallen Amerikaanse bibliotheken nog wel zijn bundels en het proefschrift van Blokland over zijn werk in hun collectie, niet alleen in de ‘'Bible Belt' in en rond de noordelijke staat Michigan, waar nog steeds veel nakomelingen van Nederlandse immigranten wonen. Des te verrassender is dat een Amerikaanse cultuurhistorica in het zuidelijke Georgia nog begin deze eeuw onderzoek blijkt te hebben gedaan naar de ontvangst van Maria in de Nederlanden in de 17e eeuw, en dan vooral naar de voor calvinisten aanvaardbare beeldvorming van de moeder van Jezus. Het loflied van Willem Sluiter over Maria en de illustraties daarin spelen daarbij volgens haar een essentiële rol.
door Peter Sluiter, verre nazaat van de dichter, met bijdragen van Elissa Auerbach, Georg Hartong en Arend Heideman
Titelprent en -blad van Willem Sluiters lofzang op Maria, met daaronder in het Latijn de bijbelwoorden: Zie hier, de dienstmaagd des Heren, niet mijn wil maar Uw wil geschiede. Maker gravure onbekend.
Wie deze site vaker bezoekt, kent Willem Sluiter als vrome 17eeeuwse dichter-dominee uit Eibergen, in de heerlijkheid Borculo, het Nederlands-Duits grensgebiedje dat nog maar kort daarvoor op juridisch twijfelachtige gronden militair, religieus en bestuurlijk onttrokken was aan het katholieke bisdom Münster. Het calvinisme was er sindsdien de leidende godsdienst, zoals in de hele Republiek der Verenigde Nederlanden. Dat zo iemand een spotschrift Op de MIS-geloovige MISSE schrijft is makkelijk te begrijpen, maar het lijkt daarmee in strijd dat hij ook een Lof der Heilige Maagt Maria publiceerde. Zo’n lofzang, populair tot ver in de 19e-eeuw, zou je al helemaal niet verwachten in een calvinistische cultuur en maatschappij die haar overwicht zo nodig met dwang handhaafde.
Ilustratie rechts: prent van een onbekende kunstenaar.op titelblad van uitgave in 1681.
Maar zoals wel vaker met simpel lijkende waarheden, het ligt allemaal heel wat subtieler en ingewikkelder, en we weten al langer dat Maria al snel na de Hervorming ook door calvinisten vereerd kon worden, alleen niet als katholieke heilige maar als meer werelds ideaalbeeld, als echtgenote, moeder, kuise vrouw.
Dat Sluiter voor zijn publicatie toestemming vroeg van zijn classis geeft misschien aan dat je daar als dominee voorzichtig mee moest zijn, maar hij kreeg die wel. En religieuze kritiek op zijn tekst is alleen bekend van katholieke kant, o.a. door pater Adami, waarschijnlijk afkomstig uit het missieklooster Zwillbrock, vlak over de grens bij Groenlo, waar Sluiter veel inspiratie opdeed voor zijn kritiek op de katholieke eredienst. Sluiters critici stoorden zich aan de populariteit van zijn Maria-tekst, ook onder katholieken, en zijn afwijzing van andere geschriften dan de bijbel bij zijn Maria-interpretatie. En wat is er mis met verering van beelden, bemiddelingsverzoeken aan Maria, goddelijke aanbidding ?
Dat beeld van brede, onderling verschillende soorten Mariaverering wordt uitgebreid en verrijkt, met veel verwijzingen naar het werk van Sluiter, uit een voor Sluiterkenners en -liefhebbers ongebruikelijke hoek: twee publicaties, niet literair of religieus maar kunsthistorisch van Elissa Auerbach, een Amerikaanse die in die in 2009 aan de Universiteit van Kansas promoveerde op Re-forming Mary in seventeen-century Dutch prints (klik op deze link als u het proefschrift wilt lezen, dat is te bereiken via de link links op de site). In 2016 publiceerde zij het artikel Domesticating the Virgin in early modern Netherlandish Art (klik hier als u dit wilt lezen). Zij deed haar onderzoek o.a. in Nederlandse bibliotheken en kunstverzamelingen (op haar LinkedIn account staat een selfie aan een duidelijk Amsterdamse gracht) en is nu hoogleraar kunstgeschiedenis aan het College/Universiteit van Georgia, in een landelijke omgeving die Sluiter zou kunnen waarderen.
Auerbachs centrale onderwerp van onderzoek is de 're-formatie', de veranderde beeldvorming (letterlijk: in schilderijen, en vooral in makkelijk reproduceerbare en dus betaalbare etsen en gravures) van Maria in de Nederlanden na de politieke ommezwaai in 1572-1581, waarin het calvinisme de officiële en enige staatsgodsdienst werd en zichtbare uitingen van het katholieke geloof verboden werden. Haar belangstelling hiervoor had ze al als doctoraal student, door haar onderzoek naar Rembrandts Sterfbed van Maria, met als voorbeeld een oorspronkelijke prent van Dürer.
Illustraties uit artikel van Auerbach in 2016. Links: De heilige familie op een schilderij van Frans Floris, van omstreeks 1553-1554, uit Musée de la Chartreuse in Douai (foto: H. Maertens). Rechts: Winter, Magdalena van de Passe, naar Crispijn van de Passe (I), 1617 – 1634, in Rijksmuseum in Amsterdam.
Volgens Auerbach vertoont een schilderij van Frans Floris uit 1553-54 als eerste dat wereldse beeld, al vroeg in de 17e eeuw gevolgd door veel meer afbeeldingen van Maria, zoals van Magdalena van de Passe. Oorzaak en gevolg in historische processen zijn meestal moeilijk te onderscheiden, wat gebeurde tegelijkertijd, met verschillende of gemeenschappelijke oorzaken, met welke wederzijdse (kip-ei) invloeden? Maar Auerbach is heel stellig, en illustreert met veel voorbeelden, dat een meer seculiere verbeelding van Maria, zonder goddelijk aura, voorafging aan en sterke invloed had op de meer wereldse opvattingen over Maria in literaire en religieuze geschriften in de calvinistische Nederlanden.
De invoering van het calvinisme als staatsgodsdienst betekende niet dat Maria niet meer positief verbeeld en beschreven mocht worden, als het maar niet als katholieke heilige was. Ze geeft voorbeelden van etsen en schilderijen met Maria als een soort ontheiligde, werelds gemaakte moeder van Jezus, maar wel het bewonderen waard. Aansprekende 17eeeuwse werken van niemand minder dan Rembrandt en Ferdinand Bol passen in dat beeld. In de formeel calvinistische, maar in de praktijk gemengd-religieuze Nederlandse republiek spraken deze 'ontheiligde' verbeeldingen als moeder van Jezus aanhangers van beide christelijke geloven aan, wat ook de verkoop zeer ten goede kwam. Ook gereformeerde theologen konden hierdoor de aandacht van de gewone gelovigen weer op Maria richten, zonder risico te worden beschuldigd van al te katholieke ovattingen.
Auerbach toont in haar artikel uit 2016 ook werk van Rembrandt (boven) en Ferdinand Bol. Rembrandt beeldde Maria en haar kind op zijn ets uit 1654, in het bezit van het Rijksmuseum in Amsterdam, af met een kat en een slang. De door Bol geschilderde heilige familie, van omstreeks 1635-1642, hangt in het British Museum in Londen.
Het is dus maar de vraag of de 19eeeuwse opvatting klopt, dat kunst (geassocieerd met rijkdom en luxe) en calvinisme (geassocieerd met soberheid en spaarzaamheid) onverenigbaar zijn. Ook de zich bescheiden presenterende Willem Sluiter liet zichzelf portretteren, dus wetenschappelijk onderzoek aan de hand van schilderkunst en werk van Sluiter past wel bij hem. Hij zag ook mogelijkheden via de schilderkunst het beeld van Maria op protestantse wijze in te kleuren. Op deze site is te lezen, dat hij aan de Zwolse kunstenares Gesina Ter Borch een exemplaar van zijn lofzang toezond en bij deze gelegenheid in dichtvorm aan haar een oproep hiertoe deed (Sluiters lofzang op Maria en oproep een Gesina ter Borch).
Auerbach verwijst in het tweede hoofdstuk van haar proefschrift veel naar Sluiters werk over Maria, dat ze bij toeval 'als naald in de hooiberg' op het spoor kwam, toen ze in Amsterdam onderzoek deed naar afbeeldingen van Maria in etsen en gravures (mailde ze ons, met meer punten die ook in deze tekst verwerkt zijn). Voorbeelden daarvan zijn prenten van Hendrick Goltzius, de een groot aantal geseculariseerde etsen van Maria publiceerde, zoals de heilige familie op de vlucht naar Egypte, waarvan er een in Sluiters Mariaboek staat. Dit vooral huiselijke tafereel illustreert volgens haar de causale samenhang tussen de seculiere beeldvorming van Maria in de jaren 1590 en de plek die ze heeft behouden in het calvinistische denken, ook van, in haar woorden, "de onverzettelijke, conservatieve Calvinistische predikant" Willem Sluiter. Ze noemt "zijn onderwerpkeuze vooral onverwacht gezien zijn actieve deelname in de aartsconservatieve Nadere Reformatie".
Gravure ‘Rust op de vlucht naar Egypte’, Hendrick Goltzius (atelier van), 1587 – 1591, in Sluiters werk over Maria, waar Auerbach naar verwijst.
Over die woordkeuze valt wel wat te zeggen, al maakt dat Sluiters aandacht voor Maria niet minder opmerkelijk: biograaf Blokland en Nadere Reformatie-kenner Prof. Op ’t Hof noemen Sluiter een ondogmatische geest en een gereformeerd devoot, dat is iets anders dan onverzettelijk, conservatief. Aanhangers van die beweging drongen vooral aan op de innerlijke doorleving van de gereformeerde leer en de persoonlijke levensheiliging op alle terreinen van het leven.
Ook dat voert terug tot oorspronkelijk katholieke, zelfs laatmiddeleeuwse denkbeelden uit de Moderne Devotie, een kerkelijke en maatschappelijke vernieuwingsbeweging die teruggaat op de Deventenaar Geert Grote (1340-1384). Aanhangers verzetten zich tegen misstanden onder de geestelijkheid en in de kerkelijke leiding, en legden de nadruk op het directe, persoonlijke contact met God. Die opvattingen spraken ook calvinisten aan en werden met wat aanpassingen in hun religieuze opvattingen ingepast. Sluiter zelf, in Utrecht opgeleid door Voetius, is er een voorbeeld van. Tot op heden leeft de Moderne Devotie in Nederland voort in de Nadere Reformatie, inmiddels wel verschoven naar de conservatieve hoek van het calvinisme, waarvan sympathisanten tot de weinigen behoren die Sluiters werk nog kennen en lezen of zingen.
Auerbach noemt ook de Maria prijzende liederen en preken van de calvinistische theoloog Jodocus van Lodenstein, met wie Sluiter vriendschappelijk-collegiaal contact had. Ze schat realistisch in dat Sluiters werk geen invloedrijke factor in gereformeerde religieuze discussies en ontwikkelingen was, aangezien het literair vooral gericht was op een lekenpubliek in de betere kringen in het westen, en pastoraal op zijn gemeenteleden in en rond Eibergen. Sluiters werk ziet ze vooral als een representatief voorbeeld hoe ook andere auteurs en beeldende kunstenaars in de 17e eeuw in hun werk Maria benaderden.
Tot op de dag van vandaag heeft Maria een plaats in de opvatting en gevoelens van calvinistische gelovigen. Een recent, nog vrij zeldzaam voorbeeld is de veelgeprezen en gekochte studie Maria: Icoon van genade, van Arnold Huijgen, oud-hoogleraar aan de theologische opleiding van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland in Apeldoorn en tegenwoordig hoogleraar dogmatiek aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam in het VU-gebouw in Amsterdam.
De jury die zijn studie uitriep tot het beste theologische boek 2021/2022 prijst hem als “een volbloed protestant theoloog die op bijbelse gronden pleit voor een herwaardering van Maria, als moeder van de verlosser en van de gelovigen. In dit boek wordt Maria wat protestantser, en daarmee kan het protestantisme juist weer wat katholieker worden. Een oecumenische win-win situatie.” Huijgen zelf meldde dat collega’s deels verbaasd, deels enthousiast en nieuwsgierig reageerden op zijn keuze, maar dat hij nog nooit met zoveel plezier aan een boek had geschreven. Zijn belangrijkste conclusie is dat het tijd is om in de protestante traditie Maria te gaan herwaarderen. “Ik heb ontdekt dat Maria een venster opent naar wie God is. …. Maria staat in een rij van sterke bijbelse vrouwen die laten zien dat de kerk niet zonder de vrouwelijke stem kan.’’
Uitgever Kok noemt Maria ‘’een voorbeeld van geloof en vertrouwen. Wie naar haar kijkt, wordt bemoedigd. Dit boek gaat terug naar de Bijbel om Maria opnieuw in beeld te krijgen als Joods meisje, moeder van de verlosser en moeder van de gelovigen. De traditie van de vroege kerk, de Reformatie en moderne literatuur helpen om Maria als icoon van genade te zien. Transparant tot op Gods genade werpt zij licht op seksualiteit, kunst, de eenheid van de kerk en op de toekomst van Europa als christelijk continent na de coronapandemie.’’
Het werk van Sluiter en afbeeldingen van Maria (van Goltzius en anderen) komen bij Huijgen niet aan de orde. We zijn benieuwd hoe hij en andere hedendaagse publicisten, calvinistisch of katholiek, na 3,5 eeuw aankijken tegen Sluiters Op de MIS-geloovige MISSE en Lof der Heilige Maagt Maria. Het zou een mooi onderwerp zijn voor verder wetenschappelijk onderzoek naar ontwikkelingen in opvattingen over Maria.