Dichtersverzet met Willem Sluiters Wilhelmus en Engle-benden
Links illustratie bij publicatie op site Nederlandse Poëzie Encyclopedie (https://www.nederlandsepoezie.org/), rechts omslag bloemlezing op site Delpher (https://www.delpher.nl/).
Dichtregels van Willem Sluiter (1627-1673) kregen in de bezettingsjaren een opmerkelijke rol toebedeeld. Aan tijdloze dichtregels had hij het mede te danken dat zijn werk zo lang populair bleef. Zijn Bede-Zang voor onse Krygs-Machten, waarmee hij Jeremia’s Klaag-Liederen afsloot, wijkt hier sterk van af. Laat dit lied, geschreven op de wijs van Wilhelmus van Nassouwe, nu in de Tweede Wereldoorlog zijn benut voor ander verzet van dichters.
Via de site Delpher, een goudmijn bij veel historisch onderzoek, had ik al ontdekt hoe AR-dagblad De Standaard in het eerste oorlogsjaar Sluiters lied benutte voor verkapt verzet. Deze krant bleef overigens in de bezettingstijd tot ongenoegen van de verzetsmensen van het latere dagblad Trouw te lang verschijnen. Op 28 december 1940 publiceerde dagblad De Standaard een artikel over Willem Sluyter [met y], dat haast als dekmantel leek te dienen voor het overbrengen van een belangrijke boodschap voor die dagen. De slotalinea, met vier dichtregels uit Sluiters bedezang, was helder, maar kwam door de lange aanloop alleen onder ogen van goede lezers en degenen die alleen door de dichtregels werden getrokken.
“Willem Sluyter is een goed Nederlander geweest”, luidde de eerste zin van de slotregels. “Zijn ‘bede-zang voor onze Krijgsmachten’ in het rampjaar, met zijn fieren inzet:
‘Wij steken in Uw Name’
De vaandels op, o God’,
en zijn vertrouwend slot:
‘Staat op, door Uw Vermogen,
Legt eer in, door Uw macht’,
is méér dan gerijmel.” De auteur, wie is niet bekend, sloot af met een initiaal: A.
Niet alleen lof kreeg hierbij de dichter, zijn vaderlandslievende rol werd eveneens bejubeld. Maar waar ging het gedicht precies over? Het is de vraag of meer mensen het toen nog kenden. Ook veel populairder werk van Sluiter werd al steeds minder gezongen. Wie het lied niet kenden, kwamen even later aan hun trekken met een voor die tijd verbazingwekkende bloemlezing. Vooraf hier echter eerst nog wat achtergrondinformatie uit Sluiters eigen oorlogsjaren.
Spanningen te groot in 1672
“Zijn poëzie is tijdloos”, schreef biograaf C. Blokland in het proefschrift uit 1965 over hem. “Maar in 1672 werden de spanningen zó groot, dat zelfs in Sluiters poëzie de weerklank daarvan te horen is.” Hierbij wees Blokland op het lied Bede-Zang voor onse Krygs-Machten. Sluiter moest voor de tweede keer in zijn leven vluchten voor het leger van bisschop Bernhard von Galen van Münster, ook bekend als Bommen Berend. Tijdens zijn ‘beklaaglijke’ ballingschap maakte hij van de nood een deugd. Om zich “met wat goets bezig te houden en [z]yn kostelyke tyd tot stichtinge van velen te besteden” heeft hij in deze periode een berijming van Jeremia’s Klaag-Liederen gemaakt.
Aansluitend aan Klaag-Liederen nam Sluiter acht andere liederen op in de bundel. Vooral het slotlied, Bede-Zang voor onse Krygs-Machten, viel in de smaak bij biograaf Blokland, die onderstreepte dat dit een de aparte plaats inneemt in Sluiters werk, vanwege de directe relatie met de bewogen tijd waarin hij leefde. De Bede-Zang is een gebed voor de overwinning van de legers van de Republiek, en om vernietiging van de vijanden. Sluiter bidt vurig voor de jonge prins Willem, voor ruiters en soldaten.
“Ten onrechte vergeten”, schreef de door Abraham Kuyper geleide krant De Standaard ruim een eeuw geleden, op 24 september 1910, in een rubriek voor kunst en letteren over Sluiters in ballingschap geschreven lied. “Zeker niet overal is de dichter even bezield, de matte uitdrukkingen ontbreken niet, maar tòch dit schoone lied mag minstens naast Vondels Princen-lied gesteld worden.” De Bede-Zang was volgens de auteureen Wilhelmus voor de jonge prins in bange jaar 1672. “En daarom des te merkwaardiger. Ter eere van princ Willem Henrick hebben niet veel eere-liederen geklonken, ook zouden geen dichters van den eersten rang hem ‘zegezangen’ toejubelen, gelijk het zijn grootvader Frederik Hendrik was geschied.”
Het 72 regels tellende lied (negen verzen van acht regels) en Jeremia’s Klaag-Liederen zijn te raadplegen via de digitale bibliotheek van de Nederlandse letteren (zie https://www.dbnl.org/tekst/slui006jere03_01/index.php). Inclusief alle verwijzingen naar bijbelteksten. Hier volgen de regels van het vierde couplet uit Bede-Zang voor onse Krygs-Machten
Bewijst uw liefd’ en trouwe
Meest aan dien jongen Helt,
Wilhelmus van Nassouwe,
Die voor ons trekt te veldt.
Wilt gy hem hulpe senden, Ps. 20. 3.
Als uyt uw heiligdom,
Dat hem uw Engle-benden Matth. 27.
Beschutten om end’ om. Ps. 34. 8
In bloemlezing Pro Patria uit 1942
Het is amper te geloven, dat het complete gedicht, met een korte toelichting, werd opgenomen in een bloemlezing, die in 1942 verscheen, met voorin het jaartal 1941, in een oplage van 2000 exemplaren. Opnieuw ontdekte ik die via Delpher: de poëzie-bloemlezing Pro Patria (voor het vaderland; met als ondertitel: De stem van Holland in Vaderlandse Verzen) van de dichters dr. Klaas Hanzen Heeroma en Gerrit Kamphuis.
Alleen al hun toelichting is veelzeggend. Opgemerkt werd dat Sluiter moest vluchten voor de “Duitse benden van Bernard van Galen” [zie in Sluiters lied hier Engle-benden]. “Hoewel het merendeel van zijn verzen een stichtelijk karakter heeft”, stipten de twee samenstellers aan, “lieten de gebeurtenissen van die tijd zijn poëzie toch niet onberoerd.” Het Algemeen Handelsblad presenteerde er op twee verschillende dagen in maart 1941 al aankondigende berichten van. Dagblad Het Vaderland wist enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog, op 12 mei 1951, fraai samen te vatten, dat het ging om “een bloemlezing Nederlandse vaderlandslievende poëzie van een enigszins militant karakter”.
Dichterlijke vrijheden
J.G.A. Thijs signaleerde in dagblad Trouw van 25 augustus 1979 in het artikel Dichterlijke vrijheden hoe in de oorlogsjaren de vaderlandsliefde welig bloeide. En dat die naast ondergronds verzet ook wonderlijke dingen deed ontstaan. Zo’n ‘kind’ van de bezettingsjaren was volgens hem de poëzie-bloemlezing Pro Patria. De inhoud beschreef hij als een ‘wonderlijk allegaartje’. Zo waren er verzen – hij noemde wat namen – van: Valerius, Vondel, Revius, Jan Luyken, Henriëtte Roland Holst, Marsman, Nijhoff en Anton van Duinkerken.
Enkele andere bekende namen van de in totaal 49 dichters zijn: P.C. Boutens, D.V. Coornhert, Clara Eggink, Guido Gezelle, P.C. Hooft, Philip van Marnix van St. Aldegonde, Willem de Mérode, A.C.W. Staring en Albert Verwey. “Wat de dichters verbond”, stelde Thijs vast, “was dat ze op of een of andere wijze wèg waren van Holland, van de mensen die er wonen of de taal die ze spreken. Achteraf kon je je erover verbazen dat zo’n bundel gewoon bovengronds verschijnen kon, want de bedoeling lag er dik bovenop: de door de oorlog en bezetting geplaagde Nederlanders moed inspreken.”
Zelfs het complete Wilhelmus staat erin. De bundel opende er demonstratief mee. Als enige gedicht werd hiervan de eerste letter sierlijk en in kleur afgedrukt.
Holterhoek en herwaardering
Over de samenstellers Kamphuis en Heeroma, die deel uitmaakten van de literaire kring van jong-protestanten, zijn nog wel een paar interessante zaken te vermelden, ook in relatie tot Sluiter. Kamphuis studeerde Nederlandse taal- en letterkunde en geschiedenis aan de Vrije Universiteit en later kunstgeschiedenis aan de Gemeentelijke Universiteit. Hij was direct betrokken bij de illegaliteit en was verzetsdichter en initiator van het eerste Nieuw Geuzenliedboek, dat anoniem werd uitgegeven met Jan H. de Groot en H.M. van Randwijk in 1941. Hij moet ook iets hebben gekend van Eibergen, waar een paar eeuwen hiervoor Sluiter predikant was. Als reserveofficier werd hij in april 1939 opgeroepen en in Holterhoek, één van de buurtschappen van Eibergen, geplaatst als commandant van een grenswacht.
De taal- en letterkundige Heeroma schreef ook verzetspoëzie. Hij is bekend als de eerste hoogleraar Nedersaksische taal- en letterkunde en als liedboekdichter, onder het pseudoniem Muus Jacobse. Met een reeks publicaties van uiteenlopende aard heeft hij de belangrijkste bijdragen geleverd tot een herwaardering van Sluiter. Op 12 oktober 1953 sprak Heeroma in Eibergen een rede uit bij de herdenking van het feit dat Sluiter daar 300 jaar geleden als predikant werd bevestigd (opgenomen in het Sluiternummer van Archief, december 1954).
“Sluiter”, sprak Heeroma, “heeft eenmaal een lied geschreven over de kleine leeuwerik, die zingend opstijgt naar de hemel, en in deze leeuwerik heeft hij zichzelf getekend in zijn vreugde over de vrije natuur, zijn zangdrift en zijn hemelverlangen. Zijn dichterschap is niet groot, maar het heeft in zijn beste ogenblikken de overtuigingskracht van het leeuwerikslied. De leeuwerik moet u zien en horen in zijn eigen ruimte, hoog in de lucht boven de velden van de Achterhoek.”
In de oorlogsjaren leek Sluiters jubelende vogel te verstommen, maar klonk wel zijn luide roep om Engle-benden.
Arend J. Heideman Gelselaar, 27 april 2023
Bronnen
Boeken en artikelen
Blokland, C., Willem Sluiter 1627-1673, proefschrift Rijksuniversiteit Utrecht, Assen, 1965.
Heideman, Arend J., Willem Sluiter anno nu; De kleine leeuwerik, Gelselaar, 2007.
Heideman, Arend J., Artikel Quaade nabuer brengt Willem Sluiter in beklaaglijke ballingschap tot goets, in Old Ni-js van de Historische Kring Eibergen, 36e jaargang, nr. 101, maart 2022.
Heeroma, K.H. en Kamphuis, G., Pro Patria; De stem van Holland in vaderlandse verzen. Bloemlezing, met beknopte toelichting [De Kleine Sleutelreeks. No. 24], ’s-Gravenhage, 1942.
Websites
- www.dbnl.org. [website Koninklijke Bibliotheek en Digitale Bibliotheek Nederlandse Letteren]
- www.delpher.nl [website met database van kranten, tijdschriften en boeken]
Titelpagina bloemlezing Pro Patria en eerste pagina met het lied van Willem Sluiter op de site van Delpher (https://www.delpher.nl/).