Sluiterspreuk over eten leeft anoniem lang voort
Willem Sluiters krachtige pleidooi voor matigheid in Eensaem Huis- en Winter-Leven.
Scherp sprak Willem Sluiter zich uit voor een sobere levensstijl. Anoniem haalden nog in 2012 stevige dichtregels van hem het tijdschrift Onze Taal (jaargang 81, nummer 4, pagina 83): Ik heb genoeg / waartoe de rest / ik wil gevoed zijn / niet gemest. Helaas wist bij dit blad kennelijk niemand dat deze woorden uit de pen vloeiden van een enkele eeuwen zeer populaire dichter.
“Ik hoorde hem in de jaren 50, 60, 70 van de vorige eeuw; provincie Zuid-Holland, mogelijk ook noordelijk Noord-Brabant”, luidde de enige toelichting. Ver dus buiten Sluiters achter-hoek. De inzending was één van de 163 reacties op een oproep van Onze Taal onder de titel ‘Smakelijk!’; Oude en nieuwe spreuken publiceerde Jaap de Jong er in dit tijdschrift over.
Tegen weelde en pronkzucht
Net als Sluiters bekendste dichtregels Waer iemant duisent vreugden soek, Mijn vreugt is in dees’ achter-hoek zijn ze afkomstig uit zijn in 1668 verschenen lange gedicht Eensaem Huis- en Winter-Leven. Vrijwel doorlopend klinkt hierin door, dat Sluiter streed tegen weelde en pronkzucht in kleding, woning en huisraad. Hij verdedigde zijn eenvoudige levenswijze en stelde deze als voorbeeld. Sluiter onthulde in een gedichtje vooraf Aen den gunstigen Leser, dat hij zijn lange gedicht schreef om dat hij zijn lange gedicht schreef om “...soo velerlei gepraet, dat van mijn leven omme-gaet” tegen te gaan.
De verschijning in gedrukte vorm in 1668 is te danken aan de grafelijke familie op het kasteel in Borculo. Hoewel Eensaem Huis- en Winter-Leven begin dat jaar al klaar was, nam Sluiter het eerst niet op bij zijn eveneens lange gedicht Buiten-Leven. Tot teleurstelling vooral van de vrouw van graaf Otto van Limburg Styrum, Elisabeth Charlotte burggravin van Dohna en hun dochter Amelia Louysa Wilhelmina. De dochter schreef in een brief aan Sluiter dat haar ouders en zij direct in het boekje hadden gezocht naar hun favoriete gedicht en dat dit er tot hun verdriet niet in stond. In Sluiters eigen woorden vatte ze dit deel samen als “het allersoetste van mijn eigen Huys-houdinge”.
Eenvoudig huiselijk leven
Sluiterbiograaf C. Blokland zocht in de ongelijksoortigheid van beide gedichten een reden voor splitsing: het ‘literaire’ Buiten-Leven paste niet zo goed bij het ‘gemoedelijke rijmverhaal’. De grafelijke wens dat Eensaem Huis- en Winter-Leven alsnog zou worden gedrukt, kon Sluiter niet weerstaan. Zo verscheen nog in hetzelfde jaar, 1668, een gecombineerde uitgave.
Aan het begin van het gedicht vertelt Sluiter over zijn eenvoudige huiselijke leven, waarin hij probeert zo min mogelijk ook zijn meid en knecht te belasten. Sterk benadrukt hij hoe hij matigheid verkiest, ook in eten en drinken. In het tweede deel beschrijft hij hoe hij zo zorgvuldig mogelijk omgaat met de beperkte tijd en probeert te voorkomen dat anderen hem deze afpakken. Wie graag Sluiters pleidooi voor matigheid compleet wil lezen, kan terecht bij de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren: https://www.dbnl.org/tekst/slui006buit03_01/. Onderstaande tekst is hier ook aan ontleend.